Een leven dat volledig in teken van concurrentie staat, kan geen goed leven zijn

Op 27 oktober gaf Paul Verhaeghe een lezing op het Brainwash Festival in Amsterdam. De lezing is gebaseerd op een hoofdstuk uit zijn nieuwe boek Intimiteit. Dit is mijn samenvatting van zijn lezing die mij zijn opgevallen. Over mislukken, je goed in je vel voelen, van jezelf vervreemden. Net als in zijn voorgaande boeken, houdt Paul Verhaeghe ons, de mensheid, een spiegel voor. Hij duidt de tijdsgeest. En wat hij vertelt, daar waarschuwde Aristoteles ook al voor, zo vertelt hij. En terwijl we meer en meer vervreemden van onszelf en van elkaar willen we eigenlijk vooral van betekenis zijn, betekenisvol zijn voor de ander.

Mislukt

Een groeiend aantal mensen voelen zich mislukken en krijgen een diagnose opgespeld, met depressie en burn-out als toppers. Ik vermoed dat het aantal stressgerelateerde ziektes waardoor mensen langdurig thuis zitten nog groter is dan burn-out en depressie samen. Officieel zijn deze mensen ziek, maar zelf voelen ze zich vooral mislukt.

Hun zelfbespiegelingen zijn zelfbeoordelingen waarbij de stap naar zelfbeschuldiging erg klein is. Dit hoeft ons niet te verwonderen, want zelfveroordeling ligt ingebakken in de manier waarop we via de ogen van de Ander naar onszelf kijken. Vroeger omdat we slecht en zondig waren; tegenwoordig omdat we niet genoeg voldoen aan het verwachte ideaal waarbij perfectie de norm is.

Je goed in je vel voelen

Of ze nu gestoord, ziek of mislukt heten, één kenmerk is duidelijk: ze voelen zich niet goed in hun vel. Goed in je vel zitten vind ik een prachtige omschrijving voor een gezonde combinatie tussen lichaam en geest – eigenlijk tussen voelen en denken.

Een dergelijke gezonde combinatie hebben we voor een flink stuk te danken aan de interactie met onze ouders, maar de uitbouw van onze identiteit en de daarin besloten afstemming op ons lichaam gebeurt natuurlijk ook buiten het gezin.

Heel vroeg in de ontwikkeling komen er andere figuren naar wie kinderen opkijken en van wie ze beelden en woorden overnemen. Bij uitbreiding hoeven dat zelfs geen figuren van vlees en bloed te zijn, we nemen beelden en woorden over die de ruimere buitenwereld ons aanreikt of opdringt, wat ik als de Ander benoem.

Tegenwoordig ligt het accent op de digitale Ander, omdat we voortdurend aan een beeldenbombardement blootstaan. De overgang van de invloed van concrete anderen naar de impact van de abstracte Ander is de overgang van een identiteitsontwikkeling binnen de schoot van het gezin naar identificaties met het cultureel dominante vertoog.

Het proces van beïnvloeding blijft hetzelfde, met dezelfde vragen: sluiten de voorgehouden spiegelingen min of meer aan bij wat ik zelf voel? Gaat het over verwachtingen die aansluiten bij mijn mogelijkheden? In welke mate laten de beelden keuzes toe?

Als het antwoord op die vragen negatief is, dan spreken we niet langer over identificatie maar wel over vervreemding, omdat we ideeën en beelden overnemen die niet bij ons passen. Het gevolg is dat we niet langer afgestemd zijn op wat er binnen in ons lichaam aan het werk is. Ik voel me niet langer lekker in mijn vel, de afstemming is zoek, en ongeweten word ik een vreemde voor mezelf.

Vervreemding van jezelf

De meest doortrapte list bij deze onzichtbare vervreemding is de uitnodiging van de reclame- en mediawereld om onze ‘individualiteit’ te laten primeren. Wij zijn, naar een mooie uitdrukking van de Britse psychoanalyticus Adam Phillips, onbewust gehoorzaam: ‘Als we onbewust gehoorzaam zijn, vinden we onszelf niet gehoorzaam, maar realistisch, normaal of rationeel. We leven alsof we weten hoe het leven echt is.’

De oorzaak van vervreemding en versnelling ligt in het alomtegenwoordig concurrentieprincipe gebaseerd op het gevoel constant geëvalueerd te worden. Waarbij het idee dat concurrentie alleen maar ons professioneel leven betreft en we thuis lekker kunnen relaxen, niet langer klopt. Ik ben een product dat ik zelf aan de man moet brengen, in voortdurende competitie met andere producten in een omgeving die één grote markt geworden is. Maar …  ‘Voor wie doe je het eigenlijk?’

De twee belangrijkste gevolgen van de alomtegenwoordige concurrentie zijn: eenzaamheid en ‘het is nooit genoeg’ en – vooral – dat zij zélf nooit goed genoeg zijn, dat ze falen.

Aristoteles waarschuwde hier al voor

Meer dan twee millennia terug waarschuwde Aristoteles zijn tijdsgenoten heel hard voor een vergelijkbare evolutie. Aristoteles heeft het daarbij over de pleonexia, het onverzadigbare verlangen om steeds méér te hebben, te veroveren of te willen bezitten. Wat de wijsgeer ook al begrepen had, is dat bezit van goederen, eer en veiligheid geen absoluut gegeven is, waarvan je op een bepaald ogenblik met zekerheid weet dat je ‘het’ bereikt hebt. Wat is het criterium waaraan je kunt afmeten of je er inderdaad voldoende van bezit? En dus meteen ook het motief voor pleonexia? Het antwoord van Aristoteles is dat we onszelf constant vergelijken met anderen, in een eindeloze concurrentie.

Aristoteles stelt ook een oplossing voor die meteen naar de kern van het probleem gaat. Volgens hem moet de wetgever niet zozeer (of niet alléén maar) toezien op een rechtvaardige verdeling van bezit. Veel belangrijker nog is een opvoeding die het verlangen inperkt. Op die manier worden mensen voorbereid op een maatschappij die het verlangen matigt.

Als ik dit toepas op de huidige maatschappij, dan is de conclusie alarmerend: ons tot marktdenken gereduceerde politieke bestel doet exact het tegenovergestelde. Toenemende consumptie is een must voor een economie die zichzelf vastgeketend heeft aan de noodzaak tot groei. Wij worden door de digitale Ander ‘opgevoed’ om altijd maar meer te willen.

Wat Aristoteles niet kon weten, is dat pleonexia tegenwoordig niet alleen meer handelt over het meer willen hebben, maar eveneens over het steeds meer moeten zijn, als individu. Nooit zijn we mooi en succesvol genoeg, nooit in vergelijking met de ander als concurrent, maar ook en vooral met de ander die je zelf bent. Een race tegen je eigen schaduw kan je niet winnen.

Onze versnelling produceert stilstand.

Mens sana in corpore sano

Mijn lijf tekent protest aan. Geef ik daar gehoor aan? Bij gebrek aan een goede afstemming op mijn lichaam doe ik dat niet. Het kan nog erger: vanuit het concurrentieprincipe kan ik een stap verder gaan en de pijn als deel van het ‘offer’ beschouwen dat ik moet brengen om een ideale vrouw of man te worden, als een te betalen prijs voor succes. Pijn lezen als een aanmoediging.

Ondanks onze langere levensduur en betere gezondheid zien we dat mensen op jongere leeftijd ziektes en stoornissen ontwikkelen waarvoor ogenschijnlijk een duidelijke verklaring ontbreekt.

Naast de stijging van het aantal mensen die aan onverklaarbare pijn lijden, zien we een toename van obesitas, diabetes en auto-immuunziektes. Op mentaal vlak zetten depressie en angst de toon, samen met een veralgemeende ADHD-drukte (we stappen, spreken, eten een flink stuk sneller dan een generatie terug) die heel plots kan omslaan in een totaal energieverlies van burn-out of het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS). Zeer opvallend is de toename van het aantal mensen met chronische maar onverklaarbare pijnklachten en dus ook van het aantal voorschriften voor zware pijnstillers.

Onverklaarbaar betekent dat we geen medisch-biologische oorzaak vinden. Wanneer we ruimer kijken, komen we bij een heel verrassende bevinding uit ander onderzoek. De pijn ten gevolge van afwijzing vertoont hetzelfde beeld in de hersenen als pijn ten gevolge van een lichamelijke kwetsuur.

Kan ik iets voor u betekenen

Wij willen betekenisvol zijn voor de ander. Gelukkig zijn, dat is iets betekenen voor een ander.

We leven in een uitsluitingsmaatschappij waar veel mensen zich overbodig en afgewezen voelen, en te veel mensen ervan overtuigd zijn dat ze niets meer te betekenen hebben voor de ander. Dat doet letterlijk pijn. Tezelfdertijd stijgt het aantal voorschriften voor zware pijnstillers, net zoals het aantal verslaafden. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat er een verband is tussen beide stijgingen.

Een afstemming tussen mijzelf en mijn lijf vraagt om zelfkennis. Zelfreflectie is nodig voor zelfkennis, waarna zelfzorg kan volgen. Waarbij zelfzorg niet los mag gezien worden van zorg voor de ander en zorg voor onze omgeving. Want een dergelijke kortzichtigheid zou ons als soort wel eens de das kunnen omdoen.

In plaats van de individualisering hebben we behoefte aan positieve projecten die een gemeenschap dienen. Met ‘positief’ bedoel ik dat ze niet gebaseerd mogen zijn op angst voor de ander, voor het andere. In onze sociale omgeving zijn er veel projecten denkbaar, waardoor we weer iets gaan betekenen voor anderen en dus ook onszelf opnieuw betekenisvol kunnen vinden.

Deze samenvatting heb ik gemaakt op basis van de tekst van de volledige lezing gepubliceerd op DeWereldMorgen.

Intimiteit van Paul Verhaeghe verschijnt 15 november bij uitgeverij De Bezige Bij. Je kunt het hier bestellen.